Category Archives: Nieuws archief

Vraag toeslag 2014 aan vóór 1 september

De eerste aanvragen voor de zorg-,  huur-, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2014 moeten gedaan worden voor 1 september 2015. Anders is het te laat en wordt de aanvraag niet meer toegekend.

Wanneer uitstel voor IB 2014 is verleend, kan er na 1 september een eerste aanvraag gedaan worden.

Lopende toeslagen wijzigen

Lopen de toeslagen al, maar moet daar nog een wijziging voor doorgegeven worden voor 2014, dan kan het lonen om dit ook voor 1 september te doen. Een definitieve beschikking duurt langer dan een voorschotbeschikking en kan verschil maken om het voor 1 september door te geven. Bijvoorbeeld bij een inkomstenwijziging doordat het definitieve inkomen nu bekend is van de Inkomstenbelasting, een huurprijswijziging of de uren van de kinderopvang. Als de definitieve beschikking nog niet op de deurmat is gevallen, kunnen de wijzigingen nog verwerkt worden en kan er een nieuwe voorschot beschikking uit rollen. Na 1 september worden alle wijzigingen verwerkt bij de definitieve beschikking.

Aan vooraf ingevulde aangifte valt geen vertrouwen te ontlenen

Uw aangifte wordt grotendeels door de Belastingdienst ingevuld.  Maar controleer de gegevens die zijn ingevuld zorgvuldig en vul ze aan of verbeter ze,  want u  bent er zelf verantwoordelijk voor dat uw aangifte juist en volledig is ingevuld.

In de navolgende casus ging het mis:

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen vertrouwen aan het vooraf ingevulde aangifteformulier kan ontlenen. Het is namelijk de verantwoordelijkheid van X om de aangifte op juistheid te controleren en eventueel aan te passen.

X doet, met behulp van de vooraf ingevulde aangifte van zijn vrouw,  samen met zijn vrouw IB-aangifte. Hierbij verantwoordt hij zijn Wajong-uitkering niet. De inspecteur legt, conform de aangifte, een VA op. Vervolgens legt de inspecteur de definitieve aanslag op, waarbij hij rekening houdt met de Wajong-uitkering. X is van mening dat de aanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Volgens hem was zijn inkomen in de aangifte reeds vooraf ingevuld en was de inspecteur dus op de hoogte van zijn inkomen. De inspecteur is van mening dat X, nu zijn Wajong-uitkering niet in de vooraf ingevulde aangifte van zijn vrouw was opgenomen, niet het vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de Wajong-uitkering onbelast zou blijven.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Wajong-uitkering tot het belastbaar inkomen uit werk en woning van X behoort. Verder is de rechtbank van mening dat X geen vertrouwen aan het vooraf ingevulde aangifteformulier kan ontlenen. Volgens de rechtbank is het namelijk de verantwoordelijkheid van X om de aangifte op juistheid te controleren en eventueel te wijzigen of aan te vullen voordat hij de aangifte indient. De aanslag is terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.

Btw-alert app

Maakt u gebruik van de sms-alert van de Belastingdienst voor de btw-aangifte? Dan krijgt u geen sms meer om u te herinneren aan de btw-aangifte. U kunt voortaan gebruikmaken van de app ‘Btw-alert’.
Vanaf begin augustus herinnert de Belastingdienst u niet meer per sms aan uw btw-aangifte. Zij stoppen met deze service. In plaats daarvan kunt u de Btw-alert gebruiken, een app voor smartphones en tablets. De app ‘Btw-alert’ herinnert u aan de btw-aangifte op het moment dat het u uitkomt, en heeft daarnaast een aantal extra functionaliteiten, zoals een zoekfunctie voor betalingskenmerken.

De app is gratis te downloaden via de Google Play Store of via de Apple App Store.

thS0LE7EEA thVW9R9ACW

Aanpassing Regeling aanwijzing dga

Op 10 juli 2015 is een nieuwe Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder gepubliceerd die per 1 januari 2016 moet ingaan. Aanleiding voor de nieuwe regeling is de inwerkingtreding van de Wet Flex-BV met ingang van 1 oktober 2012. Daarnaast is in de nieuwe regeling rekening gehouden met ontwikkelingen in de jurisprudentie.

In de oude regeling was UWV bevoegd, in afwijking van de hoofdregel, een bestuurder niet als directeur-grootaandeelhouder aan te merken, indien deze door feiten en omstandigheden aantoonde daadwerkelijk ondergeschikt te zijn aan de algemene vergadering van de vennootschap. De oude regeling was niet volledig toegesneden op de Flex BV. Kern van de Wet Flex BV is de vrijheid tot inrichting van de besloten vennootschap, waaronder meer vrijheid in vormgeving en de bevoegdheid tot benoeming en ontslag van bestuurders. Op grond van de Wet Flex BV kan de vennootschap de positie van een bestuurder zo regelen dat deze wel of niet als dga wordt aangemerkt. Een beslissing over het al dan niet verzekerd zijn in afwijking van de regeling is daarmee overbodig geworden. Indien de bestuurder of de vennootschap een beslissing wil over het al dan niet bestaan van een verzekerde dienstbetrekking, kan het UWV of de inspecteur op verzoek van de bestuurder of de vennootschap bepalen of sprake is van een dienstbetrekking, die tot verzekering voor de werknemersverzekeringen leidt. De bevoegdheid tot vaststelling van de verzekeringsplicht berust bij de inspecteur indien het gaat om een verzoek van de werkgever (in dit geval de vennootschap), en bij het UWV, indien het gaat om vaststelling op verzoek van de werknemer (in dit geval de bestuurder).

 

Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder 2016 (Stcrt 2015, 19073)

Recht op studiefinanciering?

Vanaf het studiejaar 2015-2016 kunnen mensen die recht hebben op studiefinanciering hun kosten voor boeken, les of collegegeld niet meer aftrekken in hun aangifte inkomstenbelasting.
Dit is een gevolg van de’ Wet studievoorschot hoger onderwijs’ dat door de Eerste Kamer (Kamerstuk 34 035) is aangenomen. Hierdoor zijn de belastingregels voor de aftrek van studiekosten veranderd.
Mensen die studeren aan het middelbaar beroepsonderwijs (MBO), hoger beroepsonderwijs (HBO) of wetenschappelijk onderwijs (WO) en die recht hebben op studiefinanciering, kunnen hun studiekosten vanaf het studiejaar 2015-2016 niet meer aftrekken.
Mensen die studeren aan de hiervoor genoemde instellingen en die geen recht op studiefinanciering, behouden hun aftrekrecht wel.

Commentaar:
Studenten (mbo, hbo en wo) met aanspraak op studiefinanciering hebben in het huidige stelsel in beginsel ook recht op aftrek van scholingsuitgaven in de inkomstenbelasting.
Aftrek is mogelijk indien de aftrekbare studiekosten hoger zijn dan de bedragen aan basis- en aanvullende beurs waar men aanspraak op heeft (met inachtneming van de aftrekdrempel van € 250).
In de praktijk komt van de groep met aanspraak op een basisbeurs en/of aanvullende beurs, slechts een deel van de studenten aan aftrek toe als gevolg van de aanspraak op studiefinanciering.
Het gaat dan voornamelijk om thuiswonende studenten zonder of met een beperkte aanvullende beurs.
Deze studenten kunnen de aftrek overigens alleen direct verzilveren als er sprake is van voldoende inkomsten, en dat is vaak niet het geval.
Overige studenten met een aanspraak op basisbeurs en/of aanvullende beurs komen in de praktijk niet aan aftrek toe.
Daarnaast is er de groep met aanspraak op studiefinanciering die langer studeert dan de nominale studieduur en daarom geen aanspraak meer heeft op een basisbeurs en/of aanvullende beurs. Ook deze groep komt in beginsel voor aftrek in aanmerking,
Het totale budgettaire beslag van deze groepen met aanspraak op studiefinanciering op de regeling leidt met € 41 miljoen tot 14% van het totale budgettaire beslag van de aftrek scholingsuitgaven.
De aftrekmogelijkheden voor de eerstgenoemde groep studenten met aanspraak op een basisbeurs en/of aanvullende beurs zullen veranderen door invoering van het studievoorschot.
De student heeft daardoor immers niet langer aanspraak op studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs.
Dit betekent dat deze studenten recht zouden krijgen op een hogere aftrek van scholingsuitgaven, waardoor fiscale weglek ontstaat (de belastingontvangsten dalen).
De weglek zou structureel € 155 miljoen bedragen.
Om de beoogde budgettaire opbrengst van het studievoorschot ten volle te kunnen benutten voor het hoger onderwijs, is in het regeerakoord vastgelegd dat fiscale weglek wordt voorkomen.
Dit kan door alle studenten met aanspraak op reguliere studiefinanciering, in welke vorm dan ook, voor de betreffende studie niet langer recht te geven op aftrek van scholingsuitgaven. Daarmee vervalt de huidige aftrekmogelijkheid.
Binnen de fiscale aftrek van scholingsuitgaven wordt geen onderscheid gemaakt naar soort of niveau van de opleiding.
Daarom wordt de fiscale aftrek voor scholingskosten zowel voor hbo- als voor mbo-studenten die aanspraak hebben op reguliere studiefinanciering afgeschaft.

Premiekorting voor jongere werklozen

Bedrijven kunnen vanaf 1 juli 2015 ook een premiekorting krijgen als zij een jongere uit de bijstand of WW aannemen bij een dienstverband van 24 uur per week. Aanpassing van de regeling was volgens Mirjam Sterk, ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid, nodig omdat er te weinig bedrijven gebruik maken van de regeling. Zij roept bedrijven op de 150 miljoen aan belastingvoordeel in 2015 niet onbenut te laten.

Om de werkgelegenheid voor jongeren te stimuleren, heeft het kabinet in 2014 tijdelijk een premiekorting voor jonge werknemers ingesteld. In de huidige regeling kan een werkgever in aanmerking komen voor een korting op de premies werknemersverzekeringen van € 3.500 per jaar als hij een jongere met een WW- of bijstandsuitkering in dienst neemt voor minstens 32 uur per week voor minimaal 6 maanden.

Van 32 naar 24 uur

De Tweede Kamer heeft de regeling onlangs aangepast, omdat er te weinig gebruik van wordt gemaakt. Voor 2014 was er 150 miljoen euro beschikbaar om 28.000 jongeren met een premiekorting aan de slag te helpen. Tot en met augustus 2014 is er ruim 2.000 keer gebruik van gemaakt. Vanaf 1 juli 2015 geldt de korting nu ook voor dienstverbanden vanaf 24 uur per week. “De nieuwe regeling sluit beter aan op de praktijk. De meeste jongeren werken 24 uur per week, zo blijkt uit cijfers van het CBS.”, zegt Sterk.

Bron HR Praktijk

Verhuisregeling hypotheekrente

De maximale termijn voor behoud van hypotheekrenteaftrek voor de te koop staande eigen woning was drie jaar na afloop van het jaar waarin de woning te koop is komen te staan. Die termijn gold tot en met 2014. Dit betekende dat als de woning in 2011 te koop was gezet, voor die woning nog recht op hypotheekrenteaftrek bestond in 2014. Na 2014 zou de maximale termijn weer op twee jaar worden gebracht. De maximale termijn voor behoud van hypotheekrenteaftrek voor de te koop staande eigen woning is per 1 januari 2015 echter wettelijk vastgelegd op drie jaar.

De maximale termijn voor het verkrijgen van hypotheekrenteaftrek voor de nog leegstaande toekomstige eigen woning (bijvoorbeeld een woning in aanbouw) is ook wettelijk vastgesteld op drie jaar.

VAR wordt beschikking geen loonheffingen

Opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) worden binnenkort beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Dat staat in het wetsvoorstel “Wet invoering beschikking geen loonheffingen”, dat op Prinsjesdag al werd aangekondigd en onlangs bij de Tweede Kamer is ingediend. De beschikking geen loonheffingen (BGL) vervangt de Verklaring arbeidsrelatie (VAR).

Op dit moment kunnen opdrachtnemers op grond van de artikelen 3.156 en 3.157 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vier soorten VAR’s aanvragen: de VAR-winst uit onderneming (VAR-WUO), de VAR-directeur-grootaandeelhouder (VAR-DGA), de VAR-Loon en de VAR-resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-ROW). Bij de eerste twee bestaat een vrijwaring van de opdrachtgever, zodat de Belastingdienst bij een onjuiste VAR niet kan handhaven bij de opdrachtgever, maar alleen bij de opdrachtnemer. De VAR creëert een schijnzekerheid voor de opdrachtnemer, omdat de fiscale kwalificatie van het inkomen voor de inkomstenbelasting pas plaatsvindt bij de aangifte inkomstenbelasting op basis van de VAR en de gegevens over de feitelijke arbeidsrelatie die dan pas bekend zijn. De maatregelen van het wetsvoorstel zijn:

1. Beschikking geen loonheffingen (BGL) vervangt VAR’s
De BGL wordt geregeld in het nieuwe artikel 8b van de Wet loonbelasting en beperkt zich tot een oordeel of voor de arbeidsverhouding onder die wet geen inhoudingsplicht bestaat, wat ook doorwerkt in de inhoudingsplicht voor de premie volksverzekeringen en de verschuldigdheid van premies werknemersverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, als wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden. De Belastingdienst kent een verzoek om een BGL toe of wijst deze af. Tegen een afwijzing is bezwaar mogelijk. Een BGL wordt afgegeven voorafgaand aan (het deel van) het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft en is voor dat kalenderjaar geldig, maar voor in het kalenderjaar aangevangen werkzaamheden kan deze geldigheid onder omstandigheden worden verlengd. Een BGL geeft niet langer een voorlopig oordeel over de wijze waarop de werkzaamheden voor de inkomstenbelasting moeten worden gekwalificeerd en zegt dus bijvoorbeeld niets over de vraag of iemand in aanmerking komt voor de ondernemersfaciliteiten. Als een BGL-houder bij het UWV een uitkering op grond van de werknemersverzekeringen aanvraagt, en daarmee een vraag voorlegt met betrekking tot de verzekeringsplicht, zal het UWV zelfstandig een beslissing hierover nemen. Het UWV en de Belastingdienst beoordelen op dezelfde wijze op basis van de wet en de gezamenlijke beleidsregels of sprake is van een dienstbetrekking. Als blijkt dat sprake is geweest van een verzekerde arbeidsverhouding, bestaat recht op een uitkering als aan de overige voorwaarden daarvoor wordt voldaan.

2. Introductie medeverantwoordelijkheid van opdrachtgevers
De opdrachtgever wordt medeverantwoordelijk voor de controle op de juistheid van de BGL om het evenwicht in de verantwoordelijkheden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te herstellen. Er wordt alleen zekerheid voor de loonheffingen verkregen, als naast het soort werkzaamheden dat wordt verricht, ook de wijze waarop en de condities waaronder in de praktijk wordt gewerkt, volledig overeenkomen met de wijze en condities die op de BGL staan vermeld. Deze wijze en condities hebben betrekking op wat de opdrachtnemer aan de Belastingdienst heeft gemeld bij de aanvraag van de BGL. Het betreft alleen de wijze en condities waarop opdrachtgevers zelf beslissende invloed kunnen uitoefenen, zoals of de opdrachtnemer zich mag laten vervangen voor de uitvoering van de werkzaamheden, wie het risico draagt voor schade en of de opdrachtnemer zelf zijn werktijden mag bepalen. Punten waarop de opdrachtgever geen beslissende invloed heeft, hoeft de opdrachtgever niet te controleren en worden daarom ook niet op de BGL vermeld. De opdrachtnemer is hiervoor verantwoordelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag voor hoeveel opdrachtgevers een opdrachtnemer werkt of hoeveel hij investeert. Als de Belastingdienst naar aanleiding van feiten en omstandigheden waarop de opdrachtgever geen beslissende invloed heeft, achteraf constateert dat toch sprake was van een dienstbetrekking, heeft dit uitsluitend gevolgen voor de opdrachtnemer en niet voor de opdrachtgever. In zo’n geval wordt bij de aanslag inkomstenbelasting van de opdrachtnemer diens inkomen als loon gekwalificeerd, maar is zijn opdrachtgever geen loonheffingen verschuldigd. De opdrachtgever moet een kopie van de BGL en een kopie van het identiteitsbewijs van de opdrachtnemer in zijn administratie bewaren.

3. Aanvraag BGL via webmodule
Om het aanvraagproces van de BGL transparanter te laten verlopen, wordt een webmodule geïntroduceerd. De webmodule geeft een beslissing over de inhoudingsplicht aan de hand van een serie vragen die zijn gebaseerd op de jurisprudentie. Direct na het invullen van de vragenlijst wordt zichtbaar of de aanvraag wordt toegekend. Het is daarna aan de opdrachtnemer om te beslissen of de BGL daadwerkelijk wordt aangevraagd. Aanvragen voor een BGL worden bewaard, zodat nieuwe aanvragen sneller kunnen worden gedaan. Het is de bedoeling om met de webmodule zowel het verzoek tot de BGL als de afgifte van de beschikking (de beslissing op dat verzoek) volledig te digitaliseren. Om dit vast te leggen, wordt in de wet een delegatiebepaling opgenomen die een volledig digitaal proces mogelijk maakt.

Om opdrachtgevers de tijd te geven om hun processen voor het inhuren van ZZP’ers aan te passen aan de nieuwe systematiek en opdrachtnemers de tijd te geven om een BGL aan te vragen, treedt de Wet invoering BGL niet meteen in werking na plaatsing in het Staatsblad, met uitzondering van twee overgangsmaatregelen. Ten eerste wordt het mogelijk gemaakt om de BGL alvast af te geven als de wet in het Staatsblad is geplaatst, maar nog niet in werking is getreden. In de tweede plaats wordt de geldigheidsduur van de VAR die betrekking heeft op het kalenderjaar 2014, verlengd tot de datum van inwerkingtreding van de wet. Belastingplichtigen die nog geen VAR 2014 hebben of andere werkzaamheden gaan uitvoeren dan waarop de VAR 2014 betrekking heeft, kunnen voor 2015 een VAR aanvragen. Deze blijft ook geldig tot de inwerkingtreding van de nieuwe wet.

Een verschil tussen de beslissing op het verzoek om een BGL en het verzoek om een VAR is dat de inspecteur in zijn beslissing geen enkele uitspraak meer doet over de fiscale kwalificatie van de werkzaamheden. Daardoor is de inspecteur bij de aanslagregeling van de opdrachtnemer onder het nieuwe regime niet gebonden en dat is nu precies een van de twee doelstellingen van het nieuwe regime. De tweede doelstelling is dat de opdrachtgever medeverantwoordelijk wordt voor de gegevens die de opdrachtnemer in zijn verzoek opneemt. Op dit moment is de opdrachtgever nog gevrijwaard van naheffing, ook als sprake zou zijn van een dienstbetrekking. Daarvoor moet de opdrachtgever wel aan een aantal voorwaarden voldoen, namelijk: (1) de opdrachtnemer heeft aan de opdrachtgever een kopie van een VAR-WUO of VAR-DGA gegeven, (2) de in de VAR genoemde werkzaamheden komen overeen met de werkzaamheden die feitelijk voor de opdrachtgever worden verricht, (3) de werkzaamheden worden verricht gedurende de geldigheidsduur van de VAR, en (4) de opdrachtgever heeft de identiteit van de opdrachtnemer vastgesteld en in de administratie vastgelegd alsof de opdrachtnemer een werknemer is. Om onder de nieuwe regeling in aanmerking te komen voor vrijwaring gelden bijna dezelfde voorwaarden. Er is echter wel een verschil. In de VAR moeten de in de aanvraag vermelde werkzaamheden overeenkomen met de werkzaamheden die de opdrachtnemer verricht. Onder de nieuwe regeling moeten niet alleen de werkzaamheden overeenkomen, maar ook de wijze waarop en de condities waaronder die werkzaamheden worden verricht. Datgene wat de opdrachtnemer over de wijze en condities daarover in zijn aanvraag voor de beschikking heeft vermeld, is in de tekst van de BGL overgenomen en het is aan de opdrachtgever om te checken of die wijze en condities overeenkomen met de feitelijke situatie. Als er verschillen zijn en de opdrachtgever gaat toch met de opdrachtnemer in zee zonder inhoudingen te doen op de beloningen, loopt de opdrachtgever een risico op naheffing. Door deze vorm van medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever zal een opdrachtgever onder het BGL-regime minder snel met een opdrachtnemer een contract aangaan dan onder het VAR-regime.

Bron(nen)
Ministerie van Financiën 22 september 2014, nr. DB/2014/376U, nr. DB/2014/U309; nr. DB2014/375

Werkkostenregeling

U kunt als werkgever onbelaste vergoedingen aan uw werknemer(s) geven. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan maaltijden, kerstpakketten, een ipad of een fiets. Dit kan via de Werkkostenregeling.

Vrije ruimte

U mag alleen onbelast vergoedingen geven als het totaalbedrag hiervan onder de 1,2% (2015) van uw loonsom blijft. Dit is de vrije ruimte.
Komt het bedrag van de vergoedingen boven die grens? Dan moet u over dat extra bedrag 80% belasting betalen.

Gerichte vrijstellingen en nihil waarderingen

Daarnaast zijn er in de werkkostenregeling gerichte vrijstellingen voor een aantal vergoedingen. Deze gaan, onder voorwaarden, niet ten koste van uw vrije ruimte.
Naast de vrijstellingen zijn er ook een aantal nihil waarderingen in de werkkostenregeling opgenomen. Met de nihil waarderingen wordt voorkomen dat een aantal voorzieningen die u op de werkplek ter beschikking stelt ten koste gaan van de vrije ruimte.

Noodzakelijkheidscriterium

Als een werknemer gereedschap, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur zonder meer nodig heeft om zijn werk te doen, kan de werkgever deze verstrekken zonder fiscaal rekening te hoeven houden met het privévoordeel van de werknemer. Mede hierdoor vervalt het fiscale onderscheid tussen computers, smartphones en tablets. Voor de zakelijke iPad geldt bovendien niet langer de ‘zakelijke gebruikseis’ van meer dan 90%.

Werkkostenregeling vanaf 2015

U hoeft als werkgever nog maar één keer per jaar vast te stellen wat de (eventuele) verschuldigde belasting voor de werkkostenregeling is. Desondanks is het van belang dat u de werkkostenregeling meerdere malen per jaar laat controleren/narekenen. Niet alleen om 80% eindheffing te voorkomen, maar ook om u te laten adviseren wat u kunt doen of welke besparing u kunt behalen met de overgebleven vrije ruimte.

Voor concerns wordt het mogelijk om onder voorwaarden de werkkostenregeling op concernniveau toe te passen in plaats van per concernonderdeel. Tevens wordt het verschil tussen vergoedingen en verstrekkingen weggenomen. Zaken die eerst alleen verstrekt mochten worden, mogen vanaf 1 januari 2015 ook onbelast worden vergoed. Daarnaast blijft onder de werkkostenregeling de regeling voor de personeelskorting voor producten eigen bedrijf bestaan.

Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met één van onze adviseurs.