Category Archives: Nieuws archief

Wanneer mag ik administratie weggooien?

Alle facturen die u verstuurt of ontvangt, bewaart u in uw administratie. Dat is verplicht, want de Belastingdienst moet uw administratie kunnen controleren. U bewaart de facturen in de vorm waarin u ze hebt verstuurd of ontvangen. Digitale facturen drukt u dus niet af, maar slaat u digitaal op. U bewaart de facturen 7 jaar. Facturen over onroerende zaken bewaart u 10 jaar.

Let op!

Bij de volgende diensten geldt een bewaartermijn van 10 jaar:
•elektronische diensten
•telecommunicatiediensten
•radio- en televisieomroepdiensten

Bewaarplicht van facturen en bonnetjes die zijn gescand

U mag facturen en bonnetjes ook scannen en digitaal bewaren. Er moet dan wel sprake zijn  van een juiste en volledige weergave van het origineel. Belangrijk hierbij is dat de echtheidskenmerken ook worden opgeslagen.

Volgens de wettelijke bepalingen moeten boeken, bescheiden én gegevensdragers die voor de belastingheffing van belang zijn, bewaard worden zoals ze ontvangen zijn, dus in de originele staat.

Deze regel schrijft voor dat een factuur die via de mail wordt ontvangen, niet mag worden uitgeprint en fysiek in een ordner mag worden gestopt. De factuur is immers oorspronkelijk als digitaal bestand ontvangen. Die facturen mogen dus volgens de regels van de fiscale bewaarplicht uitsluitend digitaal worden opgeslagen. De tijd dat alles veilig in een ordner opgeborgen mag worden, is daarmee voorgoed voorbij.

Een digitale factuur dient dus digitaal te worden bewaard. Alleen de factuur zelf opslaan is nog niet voldoende. De Belastingdienst wil dat u aantoont dat na ontvangst, de factuur niet eigenhandig is aangepast. Dit doet u door niet alleen de factuur zelf, maar bijvoorbeeld ook de mail op te slaan waarin de factuur als bijlage zat. Zo kan de inspecteur zien dat de factuur die u als PDF- of Word-bestand hebt opgeslagen dezelfde is als die oorspronkelijk via de mail is ontvangen.

U kunt e.e.a. nalezen in de brochure.

Als u aan de voorwaarden voldoet, hoeft u de originele facturen en bonnetjes niet te bewaren. Ook deze digitale administratie moet 7 of 10 jaar worden bewaard en binnen een redelijke termijn controleerbaar zijn.

Moet ik BTW betalen?

Moet u in een jaar minder dan € 1.883 BTW betalen? Dan kunt in aanmerking komen voor belastingvermindering. Of u hoeft helemaal geen BTW te betalen. U maakt dan gebruik van de kleineondernemersregeling. Bent u minder dan € 1.345 schuldig aan BTW, dan kunt u het volledige BTW bedrag aftrekken. Verwacht u dit ook de komende jaren? U kunt dan ontheffing voor administratieve verplichtingen aanvragen. U hoeft dan ook geen BTW-aangifte meer te doen.
Als uw verschuldigde BTW-bedrag over een jaar tussen de € 1.345 en € 1.883 ligt, dan hoeft er een deel niet te worden betaald. U kunt bij maand- of kwartaalaangifte al een schatting van uw vermindering verrekenen.

Er gelden 4 voorwaarden:

  •  U bent een natuurlijke persoon (zzp-er) of een combinatie van natuurlijke personen, zoals een maatschap of een vennootschap onder firma.
  • U moet na aftrek van de voorbelasting minder dan € 1.883 BTW betalen in een jaar.
  • Uw onderneming is in Nederland gevestigd.
  • U voldoet aan uw administratieve verplichtingen voor de BTW.

De kleineondernemersregeling geldt niet voor rechtspersonen zoals een BV, stichting of vereniging. De regeling geldt daarom ook niet als één van de maten in een maatschap een rechtspersoon is.

Meer weten? Neem dan contact met ons op.

Eerste Kamer stemt in met Belastingplan 2016

De Eerste Kamer stemde dinsdagavond in met het Belastingplan van volgend jaar. Daarmee is na maanden discussie de laatste horde genomen en gaat de belastingverlaging van € 5 miljard door. Volgens minister Dijsselbloem van Financiën helpen de lagere lasten het economisch herstel.

Na maanden discussie heeft de Eerste Kamer de knoop doorgehakt en ligt er een akkoord voor het Belastingplan van 2016. Dinsdagavond stemde VVD,  PvdA,  CDA en D66 in. De regering moest alles uit de kast halen om het Belastingplan voor 2016 door het parlement te loodsen. Vooral D66 bleef lang dwarsliggen. Maar in ruil voor enkele aanpassingen en andere tegemoetkomingen kon de partij zich uiteindelijk achter het plan scharen.

Het plan
Dit zijn de plannen waarmee de Eerste Kamer heeft ingestemd:

  • Vanaf 1 januari 2016 wordt het tarief van de tweede en de derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting 40, patient 4%.
  • In 2016 wordt het heffingsvrije vermogen voor box 3 met € 3000 verhoogd bovenop de gebruikelijke inflatiecorrectie.
  • Vanaf 2017 wordt de arbeidskorting trager afgebouwd.
  • Vanaf 2017 is er structureel € 100 miljoen extra beschikbaar voor de ouderenkorting.
  • Per 2017 intensiveert het kabinet de kinderopvangtoeslag structureel met € 100 miljoen extra. Dit komt bovenop de intensiveringen in het vijfmiljardpakket.
  • In de zomer van 2016 komt het kabinet met een voorontwerp van een wetsvoorstel om vanaf 2019 een verschuiving te realiseren van de inkomstenbelasting naar het gemeentelijk belastinggebied van € 4 miljard.

Volgens minister Dijsselbloem van Financiën helpen de lagere lasten het economisch herstel en leidt het plan tot 35.000 nieuwe banen.

BRONNEN: Belangrijkste wijzigingen belastingen 2016

Wetsvoorstel elektronisch deponeren jaarrekening aangenomen

Het wetsvoorstel elektronisch deponeren van bescheiden in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is aangenomen door de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel regelt dat rechtspersonen hun jaarrekeningen uitsluitend via SBR mogen deponeren.

De verplichting om jaarrekeningen uitsluitend via Standard Business Reporting (SBR) te deponeren geldt voor kleine rechtspersonen vanaf het boekjaar 2016. De kleine rechtspersonen vertegenwoordigen 98% van het aantal rechtspersonen. Voor middelgrote rechtspersonen geldt deze verplichting vanaf het boekjaar 2017. Grote rechtspersonen moeten voldoen aan de meest uitgebreide wettelijke voorschriften. Daarom geldt voor hen een langere overgangsperiode en gaat de verplichting in het boekjaar 2019 in.

Onder een kleine rechtspersoon wordt verstaan een rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten:

  1. de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt,  op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, niet meer dan 350.000 euro;
  2. de netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan 700.000 euro;
  3. het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 10.

Wijzigingen werkkostenregeling per 1-1-2016

Gebruikelijkheidstoets aangescherpt

De gebruikelijkheidstoets houdt in dat de vergoedingen,  verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die u aanwijst als eindheffingsloon (bijvoorbeeld door ze in uw administratie op te nemen als eindheffingsloon), niet meer dan 30% mogen afwijken van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is.
Met ingang van 1 januari 2016 wordt het gebruikelijkheidscriterium aangescherpt: het aanwijzen van de vergoedingen, medicine verstrekkingen en terbeschikkingstellingen van een bepaalde omvang moet gebruikelijk zijn. Het moet dus gebruikelijk zijn dat uw werknemer vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen van een bepaalde omvang belastingvrij krijgt en dat u de loonbelasting/premie volksverzekeringen via eindheffing voor uw rekening neemt.

Voorbeeld

U geeft enkele werknemers ieder jaar een belaste bonus van € 6.000. Netto krijgen deze werknemers dan elk ongeveer € 3.000. Dit jaar geeft u dezelfde werknemers dezelfde bonus, maar dan onbelast. Uw werknemers krijgen dan netto € 6.000. U mag de bonus dus niet aanwijzen als eindheffingsloon, omdat dit ongebruikelijk is.

Rentevoordeel personeelsleningen voor eigen woning belast

Per 1 januari 2016 vervalt de nihilwaardering voor het rentevoordeel van een personeelslening voor de eigen woning. Dit geldt ook voor de kosten die aan de lening zijn verbonden. U mag het rentevoordeel inclusief de kosten niet aanwijzen als eindheffingsloon als het gaat om een lening waarvan de rente aftrekbaar is in de inkomstenbelasting. U moet het rentevoordeel inclusief de kosten rekenen tot het loon van de werknemer. Uw werknemer kan het belaste rentevoordeel in de inkomstenbelasting aftrekken bij de eigenwoningregeling onder de voorwaarden die daarvoor gelden.

Rentevoordeel berekenen

U berekent het rentevoordeel door het verschil te nemen tussen het afgesproken rentepercentage en de waarde in het economische verkeer van de rente (de rente voor een vergelijkbare lening in de markt) op het moment dat u de lening afsluit of de rentevastperiode ingaat. Het rentevoordeel vult u ook in in de aangifte loonheffingen.

Personeelslening voor (elektrische) fiets of elektrische scooter

De nihilwaardering voor het rentevoordeel van een personeelslening die uw werknemer gebruikt om een (elektrische) fiets of een elektrische scooter te kopen, blijft ook na 1 januari 2016 van toepassing.

Behaal voordeel uit de werkkostenregeling

Veel werkgevers weten nog geen volledig gebruik te maken van het beschikbare budget uit de werkkostenregeling (WKR). Dat komt omdat ze voorzichtig zijn en het budget van 1,  2% van de totale loonsom niet willen overschrijden,  maar ook omdat er te weinig vergoedingen en verstrekkingen voor werknemers in worden opgenomen.

Via de werkkostenregeling (WKR) kunt u als werkgever onbelaste vergoedingen aan uw werknemers geven. U mag sinds januari 2015 ook zaken vergoeden waar een werknemer privé voordeel van kan hebben. Denk aan gereedschap,  tablets of smartphones.

Vrije ruimte werkkostenregeling

U mag onbelast vergoedingen geven als het totale bedrag onder 1,2% blijft van de loonsom van al uw medewerkers samen. Dit is de vrije ruimte. Komt het bedrag van de vergoedingen boven die grens? Dan moet u over dat extra bedrag 80% belasting betalen. Er gelden geen voorwaarden voor de bestedingen binnen de vrije ruimte.

Gerichte vrijstellingen werkkostenregeling

Onder voorwaarden gaan bepaalde vergoedingen niet ten koste van uw vrije ruimte. Enkele voorbeelden van vergoedingen met een gerichte vrijstelling zijn:
abonnementen voor openbaar vervoer;
reiskosten tot € 0,19 per kilometer;
verhuiskosten vanwege werk;
maaltijden bij overwerk.

Bij de Belastingdienst vindt u een overzicht van vergoedingen waarvoor een gerichte vrijstelling geldt in de werkkostenregeling.

Noodzakelijkheidscriterium werkkostenregeling

Voor bepaalde producten, zoals gereedschap, tablets en smartphones geldt het zogeheten noodzakelijkheidscriterium. Deze goederen kunt u belastingvrij geven als u deze nodig vindt voor het werk. Het privégebruik is dan niet meer van belang.

Nihilwaarderingen werkkostenregeling

Bepaalde voorzieningen op de werkplek gaan niet ten koste van de vrije ruimte. Deze krijgen een zogeheten nihilwaardering. Denk aan:
werkkleding;
vaste telefoon;
fitnessruimte.

De Belastingdienst biedt een overzicht van alle loon in natura.

Wetsvoorstel: VAR verdwijnt in 2016

De Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) gaat verdwijnen vanaf 2016. Opdrachtnemers kunnen dan geen VAR meer aanvragen. In 1e instantie zou de ‘Beschikking geen loonheffingen’ in de plaats van de VAR komen. Dat gaat niet door. Wel gaat de Belastingdienst de overeenkomsten tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers beoordelen. Daarmee kunnen opdrachtgever en -nemer toch zekerheid over de voorgenomen arbeidsrelatie krijgen.
De Tweede Kamer heeft een wetsvoorstel hiervoor goedgekeurd. Als de Eerste Kamer ook akkoord gaat, verdwijnt de VAR  per 1 januari 2016. Hieronder leest u meer over het wetsvoorstel.

Voorbeeldovereenkomsten
Belangenorganisaties van opdrachtgevers en van opdrachtnemers, individuele opdrachtgevers of hun intermediairs kunnen straks overeenkomsten opstellen en aan de Belastingdienst voorleggen. Dat kunnen bijvoorbeeld overeenkomsten voor een sector zijn. De Belastingdienst beoordeelt deze overeenkomsten en geven vervolgens uitsluitsel of de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en betalen.
Overeenkomsten op grond waarvan een opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden, worden op de website van de Belastingdienst gepubliceerd en kan iedereen downloaden en gebruiken.
Als een opdrachtgever en opdrachtnemer geen voorbeeldovereenkomst kunnen of willen gebruiken, kan een opdrachtgever een eigen overeenkomst aan de Belastingdienst voorleggen.
U kunt dus altijd kiezen tussen een voorbeeldovereenkomst of een eigen overeenkomst. U bent ook niet verplicht uw overeenkomst aan de Belastingdienst voor te leggen. Het voordeel van een voorbeeldovereenkomst is dat de opdrachtgever vooraf zekerheid heeft dat hij geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen.

Wat betekent dit voor opdrachtgevers en opdrachtnemers?
Wordt er gewerkt volgens de (voorbeeld)overeenkomst, dan hoeft de opdrachtgever geen loonheffingen in te houden en te betalen. De opdrachtnemer is dan niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen (WW, ZW en WIA). Hij krijgt dus geen uitkering als hij werkloos, ziek of arbeidsongeschikt wordt.
De beoordeling van de overeenkomsten zegt niets over hoe de inkomsten van de opdrachtnemer door de Belastingdienst worden gezien. Pas bij het beoordelen van de aangifte inkomstenbelasting wordt bepaald of deze inkomsten kunnen worden beschouwd als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden. Werken volgens een voorbeeldovereenkomst zegt dus alleen iets over de loonheffingen en niets over het ondernemerschap van de opdrachtnemer.

Profiteer nu nog van een lagere bijtelling

Bijna driekwart van de nieuw te verkopen zakelijke auto’s in 2016 komt in een hogere bijtellingscategorie terecht. Dat blijkt uit een doorrekening van VWE voertuiginformatie en -documentatie. De nieuwe bijtellingsregels die het kabinet wil doorvoeren, zorgen voor een massale uitstroom uit de voordelige bijtellingstarieven.

Personenwagens

Voor de cijfers is gekeken naar de personenwagens in het zakelijke segment die in de eerste acht maanden van 2015 aan de man zijn gebracht. In 2016 zou voor 72% van deze auto’s meer bijtelling betaald moeten worden. Voor de overige 28% zou het percentage gelijk blijven.

Plug-in hybrides

Vooral de bijtelling voor zogenoemde plug-in hybrides wordt in de bijtellingsregels voor 2016 fors verhoogd: van 7% nu naar 15% voor auto’s die volgend jaar worden afgeleverd. Andere zakelijke wagens gaan bijvoorbeeld van 14% naar 21% bijtelling of van 20% naar 25%. Plug-in’s zijn de laatste tijd erg populair onder leaserijders, aldus VWE. In de laatste maanden van dit jaar zullen volgens deskundigen nog veel van met name de plug-in’s verkocht zullen worden, omdat automobilisten nu nog kunnen profiteren van de lagere bijtelling.

In 2016 gelden de volgende percentages:

CO2-uitstoot (g/km) Bijtellingspercentage
0 (volledig elektrische auto’s) 4 procent
Minder dan 51 15 procent (was 7%)
51 t/m 106 21 procent (was 20%)
Meer dan 106 25 procent
Auto’s van 15 jaar of ouder 35 procent

Bijtelling in 2017 en verder

Vanaf 2019 geldt een generiek bijtellingstarief van 22 procent voor auto’s van de zaak. Dit betekent dat vanaf 2019 de hybride auto net zo zwaar belast wordt als ieder ander type wagen. In de tussentijd zijn er twee stappen: in 2017 is het 17 procent en het jaar erna (2018) nog 19 procent als je in die jaren zo’n auto koopt. Enige uitzondering is de volledig elektrische auto. Daarvoor blijft 4 procent bijtelling en vrijstelling van motorrijtuigen- en aanschafbelasting gelden.

Kostenvergoeding moet specifiek op loonstrook

Volgens de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) moet u vanaf 1 januari 2016 kostenvergoedingen aan werknemers op de loonstrook specificeren als u die als onderdeel van het loon bent overeengekomen.

Loonstrook en specificatie

Het vernieuwde artikel 626 BW verplicht om een gespecificeerde opgave van het loon aan de werknemer te verstrekken. Betekent dit dat alle kostenvergoedingen voortaan op de loonstrook moeten worden gespecificeerd?

U moet een kostenvergoeding op de loonstrook specificeren als deze kostenvergoeding niet naast het loon is overeengekomen,  maar onderdeel uitmaakt van het overeengekomen loon. Artikel 7:626 BW is gewijzigd zodat op de loonstrook het loonbedrag dient te staan,  en ‘de gespecificeerde bedragen waaruit dit is samengesteld’. Dit betekent dat u kostenvergoedingen die onderdeel zijn van het loon dient te specificeren.

Wat moet worden gespecificeerd?
Uit de specificatie moet duidelijk worden waarvoor de kostenvergoeding is bedoeld; voor huisvesting, maaltijden of uitgaven die niet voor het werk zijn gedaan. Op de loonstrook hoeft niet gespecificeerd te worden wanneer de maaltijden zijn gebruikt en welke dienstreizen exact zijn gemaakt. De omschrijving ‘algemene onkostenvergoeding’ volstaat dus niet, want die maakt niet duidelijk waarvoor de vergoeding is bedoeld. De werkgever moet deze kostenvergoeding dan alsnog specificeren. Doet hij dat niet en kan daardoor niet worden vastgesteld dat hij (het netto equivalent van) het wettelijk minimumloon heeft uitbetaald, dan wordt hem op grond van de WML een boete opgelegd.

Wat gebeurt er als de loonstrook niet voldoende gespecificeerd is?
Als de loonstrook niet voldoende gespecificeerd is heeft de werkgever op grond van de WML de mogelijkheid om met andere bescheiden de informatie te verstrekken die vereiste specificaties bevatten en aldus inzichtelijk te maken hoe het loon dat hij heeft uitbetaald is samengesteld en wat daar eventueel op is ingehouden. Als deze bescheiden onvoldoende zijn om de voorgeschreven gegevens voor de loonstrook daar uit af te leiden kan een boete worden opgelegd.

Bron: Notitie Rijksoverheid

Flexwerkers dupe van nieuwe berekening WW

Sinds 1 juli ontvangen flexwerkers en seizoenswerkers aanzienlijk minder WW. Dit komt door een wijziging in de manier waarop de werkloosheidsuitkering wordt berekend. De wijziging is in stilte doorgevoerd, waardoor de meeste mensen de maatregel is ontgaan, aldus De Volkskrant maandag.

IN STILTE

Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zoeken hoefde de Tweede Kamer niet officieel over de wijziging te informeren, een publicatie in het Staatsblad was afdoende. Daardoor is de verandering in stilte aan velen voorbij gegaan in de zomermaand.

WIJZIGING

Flexwerkers en seizoenswerkers kregen voor 1 juli een WW-dagloon gebaseerd op het totaal verdiende loon in het jaar ervoor gedeeld door het aantal gewerkte dagen. De wijziging van Asscher houdt in dat de deler altijd 261 dagen wordt. Voor een flexwerker met inkomen voor een half jaar betekent dit dat de WW-uitkering tot 50% lager kan uitvallen.

GEVOLGEN

De gevolgen van de maatregel beginnen nu hun uitwerking te hebben op werklozen die een lagere uitkering ontvangen. Zoals bovenstaand rekenvoorbeeld aangeeft, zijn vooral flexwerkers en seizoenswerkers die korter dan een jaar hebben gewerkt de dupe van de maatregel. Volgens Asscher is de reden voor wijziging helder. ‘Het is raar dat iemand die kort gewerkt heeft een hogere uitkering kon krijgen dan iemand die lang heeft gewerkt.’

DEBAT TWEEDE KAMER

De Tweede Kamer heeft zich kritisch opgesteld tegenover de maatregel van Asscher. Er is een debat aangevraagd. Asscher zei zelf ook klachten te hebben gehad en heeft toegezegd goed naar de negatieve effecten te gaan kijken.