Category Archives: Belastingplan

Tweede nota van wijziging Wet Bronbelasting 2020

Het wetsvoorstel Wet Bronbelasting 2020 is in een tweede nota van wijziging omgedoopt in Wet Bedrijfsleven 2019. De nota van wijziging bevat de volgende maatregelen:

  1. het schrappen van de afschaffing van de dividendbelasting;
  2. het niet per 1 januari 2020 invoeren van de bronbelasting op dividenden naar laag belastende jurisdicties en in misbruiksituaties;
  3. het schrappen van het verbod op beleggen in vastgoed voor fiscale beleggingsinstellingen in de vennootschapsbelasting;
  4. een verdere verlaging van het hoge Vpb-tarief naar 20,5% in 2021;
  5. een verdere verlaging van het lage Vpb-tarief naar 15% in 2021;
  6. een overgangsmaatregel voor de beperking van de afschrijving op gebouwen in de vennootschapsbelasting.

De tarieven in de vennootschapsbelasting bedragen in 2019 19 en 25%, in 2020 16,5 en 22,55% en vanaf 2021 15 en 20,5%.

De overgangsmaatregel voor afschrijving in de vennootschapsbelasting op gebouwen in eigen gebruik ziet op gebouwen waarop vóór 1 januari 2019 wel is afgeschreven, maar gedurende minder dan drie volledige jaren. De beperking van de afschrijving tot 100% van de WOZ-waarde geldt in die periode niet.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000180844 | 01-11-2018

Nota van wijziging spoedreparatie vennootschapsbelasting

Een van de nota’s van wijziging als gevolg van de heroverweging van de afschaffing van de dividendbelasting betreft de spoedreparatie van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting. Het wetsvoorstel houdt in dat de renteaftrekbeperking die winstdrainage tegengaat ook binnen een fiscale eenheid van toepassing wordt. Ook bepaalde onderdelen van de deelnemingsvrijstelling, de renteaftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente en de verliesverrekening bij wijziging van het belang worden van toepassing voor een fiscale eenheid. Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting wordt door de voorgestelde maatregelen op dezelfde wijze behandeld als een grensoverschrijdend concern.

In afwijking van eerdere aankondigingen en van het oorspronkelijke wetsvoorstel wordt de terugwerkende kracht van de maatregelen beperkt tot 1 januari 2018. Oorspronkelijk voorzag het wetsvoorstel in terugwerkende kracht tot het moment van aankondiging op 25 oktober 2017. Deze aanpassing voorkomt dat belastingplichtigen de aangifte over 2017 moeten indienen op een moment waarop het wetgevingsproces nog niet is afgerond.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000177118 | 01-11-2018

Afschaffing dividendbelasting gaat niet door: vervangende voorstellen

Nadat Unilever liet weten het hoofdkantoor niet naar Nederland te verplaatsen heeft het kabinet aangekondigd de voorgestelde afschaffing van de dividendbelasting te heroverwegen. Zoals verwacht mocht worden is dat plan ingetrokken. De vrijgekomen middelen worden besteed aan het bedrijfsleven. In het streven naar een goed vestigingsklimaat voor ondernemers stelt het kabinet nu de volgende maatregelen voor.

  1. Het hoge tarief in de vennootschapsbelasting daalt van 22,25 naar 20,5% per 2021. Dat is lager dan het in het Regeerakkoord genoemde tarief van 21%. Het hoge tarief in 2019 blijft 25%.
  2. Ook het lage tarief in de vennootschapsbelasting gaat verder omlaag en wel naar 15% in 2021. In het Regeerakkoord was een laag tarief van 16% aangekondigd.
  3. Het kabinet wil de werkgeverslasten op arbeid verlagen en reserveert daarvoor vanaf 2021 structureel € 200 miljoen. Nog niet duidelijk is op welke wijze invulling aan de verlaging van de werkgeverslasten zal worden gegeven.
  4. De beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik in de vennootschapsbelasting wordt verzacht door een overgangsmaatregel in te voeren. Voor gebouwen die voor 1 januari 2019 in gebruik zijn genomen en waarop minder dan drie jaar is afgeschreven, geldt tot de drie jaar zijn volgemaakt het oude regime van afschrijving. Dat betekent dat de boekwaarde mag dalen tot onder 100% van de WOZ-waarde.
  5. De terugwerkende kracht van de spoedreparaties in de fiscale eenheid was voorzien tot en met 25 oktober 2017 om 11.00 uur. Dat wordt 1 januari 2018. Daarmee wordt voorkomen dat in de aangifte vennootschapsbelasting 2017 rekening moet worden gehouden met de op dit moment nog niet in de wet opgenomen spoedreparatiemaatregelen.
  6. De voorgestelde verkorting van de looptijd van de 30%-regeling van acht naar vijf jaar geldt op grond van overgangsrecht niet wanneer de regeling door de verkorting van de looptijd in 2019 of 2020 zou eindigen.
  7. Het tarief in de tweede schijf van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk gaat in 2020 omhoog van 14 naar 16%.
  8. De in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2019 aangekondigde rekening-courantmaatregel voor de dga wordt verzacht. Niet alleen bestaande maar ook nieuwe eigenwoningschulden van de dga worden uitgezonderd. Daarnaast geldt een drempel van € 500.000 voor de dga en zijn partner gezamenlijk.
  9. In verband met de afschaffing van de dividendbelasting zouden fiscale beleggingsinstellingen niet meer direct mogen beleggen in Nederlands vastgoed. Deze maatregel vervalt omdat de aanleiding daarvoor is weggenomen.

De voorgestelde invoering van een bronbelasting op dividend naar laag belastende jurisdicties wordt uitgesteld vanwege de intrekking van het voorstel tot afschaffing van de dividendbelasting. De vormgeving van de bronbelasting binnen de dividendbelasting vereist nadere studie. De voorgestelde bronbelastingen op rente en royalty’s naar laag belastende jurisdicties worden gehandhaafd. Het geplande tijdstip van inwerkingtreding van deze bronbelastingen blijft 1 januari 2021.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000175261 | 18-10-2018

Behandelschema Belastingplan 2019

Naar aanleiding van het bericht dat Unilever het hoofdkantoor niet naar Nederland verplaatst, heeft het kabinet besloten de afschaffing van de dividendbelasting te heroverwegen. Naar verwachting zal het wetsvoorstel worden ingetrokken. Aan de Tweede Kamer is het verzoek gedaan om de behandeling van het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020 aan te houden. De staatssecretaris van Financiën schrijft in een brief aan de Tweede Kamer dat de andere wetsvoorstellen die samen het Belastingplan 2019 vormen volgens het eerder besproken schema in behandeling kunnen worden genomen.

De uitkomst van de heroverweging van de afschaffing van de dividendbelasting wordt op korte termijn doorgegeven aan de Kamer. De staatssecretaris vindt het wenselijk dat de Kamer over het hele pakket aan voorgestelde maatregelen in hun onderlinge samenhang een besluit neemt. Wanneer de afschaffing van de dividendbelasting niet doorgaat, zullen andere wetsvoorstellen van het Belastingplan waarschijnlijk worden aangepast.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2018-0000171365 | 11-10-2018

Maatregelen omzetbelasting

Laag tarief
In het regeerakkoord was al aangekondigd dat het kabinet het lage btw-tarief wil verhogen van 6 naar 9%. Deze maatregel is opgenomen in het Belastingplan 2019 en past in het streven van ket kabinet om de belasting op arbeid te verlagen en de belasting op consumptie te verhogen. Er komt geen aanvullende wetgeving voor de overgangssituaties rondom de tariefswijziging.

Sportvrijstelling
De sportvrijstelling in de omzetbelasting wordt gewijzigd als gevolg van uitspraken van het Hof van Justitie van de EU. Deze verruiming heeft tot gevolg dat het in veel gevallen niet meer mogelijk is om sportaccommodaties btw-belast te exploiteren. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komt met een subsidieregeling voor de ontwikkeling, het onderhoud en de instandhouding van sportaccommodaties voor sportverenigingen en gemeenten. Deze subsidieregeling wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de voorgestelde wijziging van de sportvrijstelling. Bij toepassing van de vrijstelling vervalt het recht op aftrek van voorbelasting.

Kleineondernemersregeling
De omzetbelasting kent een bijzondere regeling voor kleine ondernemers, de KOR. De huidige regeling geldt alleen voor natuurlijke personen, die na aftrek van voorbelasting niet meer dan € 1.883 aan btw verschuldigd zijn. Zij hebben recht op een vermindering van de te betalen btw ter grootte van de verschuldigde btw tot een maximum van € 1.345. De ondernemer, die op basis van deze regeling geen btw verschuldigd is, kan de inspecteur verzoeken om ontheffing van administratieve en factureringsverplichtingen. De ondernemer vermeldt dan geen btw op zijn facturen en heeft geen recht op aftrek van voorbelasting.

Het kabinet stelt voor om de KOR om te zetten in een omzetgerelateerde vrijstellingsregeling van omzetbelasting. De nieuwe KOR kent een omzetgrens van € 20.000 en geldt voor alle kleine ondernemers, ongeacht de rechtsvorm. Het gaat om de omzet van in Nederland belastbare leveringen en diensten, ongeacht het tarief en ongeacht verlegging van de heffing naar de afnemer. De nieuwe regeling treedt op 1 januari 2020 in werking.

Ondernemers die voor toepassing van de nieuwe KOR kiezen, hoeven geen btw-aangifte te doen en zijn vrijgesteld van administratieve verplichtingen met betrekking tot verrichte leveringen en diensten in Nederland. Wel gelden administratieve verplichtingen en kan de KOR-ondernemer btw-aangifte moeten doen als de heffing van btw naar hem is verlegd. Net als de huidige KOR geldt de nieuwe KOR alleen voor in Nederland gevestigde ondernemers of vaste inrichtingen. De nieuwe KOR geldt niet voor de levering van onroerende zaken die door de ondernemer in zijn bedrijf zijn gebruikt. Wanneer een ondernemer, die gebruik maakt van de nieuwe KOR in een kalenderjaar boven de omzetgrens uitkomt, voldoet hij niet meer aan de voorwaarden en is vanaf dat moment de vrijstelling niet meer van toepassing. Dat betekent dat de normale btw-regels gelden en dat de ondernemer verplicht is om btw-aangifte te doen.

De keuze om de nieuwe KOR toe te passen geldt in beginsel voor onbepaalde tijd. De ondernemer kan de vrijstelling opzeggen nadat hij deze ten minste drie jaar heeft toegepast. Na opzegging duurt het drie jaar voordat de ondernemer in aanmerking komt voor hernieuwde toepassing van de vrijstelling. Een ondernemer die verwacht in 2020 de omzetgrens van € 20.000 niet te overschrijden en die de vrijstellingsregeling wil toepassen moet deze keuze meedelen op de door de inspecteur voorgeschreven wijze. Dat kan vanaf 1 juni 2019. Voor toepassing van de vrijstelling vanaf 1 januari 2020 moet de ondernemer zijn keuze uiterlijk op 20 november 2019 hebben gemeld.

Er komt een overgangsregeling voor ondernemers die onder de huidige KOR zijn ontheven van administratieve verplichtingen en voor de afwikkeling van de periode tot 1 januari 2020.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | BP2019 | 20-09-2018

Prinsjesdag 2018

Op Prinsjesdag 2018 heeft het kabinet Rutte III zijn eerste eigen Belastingplan gepresenteerd. Waar we vorig jaar vanwege de demissionaire status van Rutte II werden geconfronteerd met een mager Belastingplan, is dit jaar flink uitgepakt. Het Belastingplan 2019 bestaat namelijk uit zeven wetsvoorstellen. Naast het eigenlijke Belastingplan en het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen (OFM) 2019 zijn dat:

  • het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020;
  • het wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019;
  • het wetsvoorstel Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel;
  • het wetsvoorstel Wet modernisering kleineondernemersregeling; en
  • het wetsvoorstel Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen.

Het Belastingplan 2019 bevat de maatregelen die per 1 januari 2019 budgettair effect hebben. Het wetsvoorstel OFM 2019 bevat maatregelen die geen budgettaire gevolgen hebben. Veel van de daarin opgenomen maatregelen zijn een reactie op jurisprudentie, gericht op de bestrijding van misbruik of een gevolg van Europese regelgeving. Tegelijk met het Belastingplan is het wetsvoorstel implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking ATAD 1 ingediend. Dit wetsvoorstel is geen onderdeel van het pakket Belastingplan, maar hangt wel samen met in het Belastingplan genomen maatregelen.

Let op! Het gaat om voorstellen die nog door de Tweede en Eerste Kamer behandeld moeten worden voordat ze in werking treden. Het is dus goed mogelijk dat er wijzigingen worden aangebracht in de voorstellen zoals ze er nu liggen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 20-09-2018

Maatregelen dividendbelasting

Dat de dividendbelasting wordt afgeschaft mag geen verrassing meer heten. Tegelijk met de afschaffing van de dividendbelasting wordt er een bronbelasting op dividenden naar belastingparadijzen en in misbruiksituaties ingevoerd. De ingangsdatum van beide maatregelen is 1 januari 2020. In 2019 komt er een wetsvoorstel voor de invoering van conditionele bronbelastingen op interest en royalty’s. Deze bronbelastingen moeten in 2021 in werking moeten treden.

Afschaffing dividendbelasting
Het belang van de afschaffing van de dividendbelasting ligt bij buitenlandse aandeelhouders die de dividendbelasting niet kunnen verrekenen. Het gaat dan met name om bepaalde beleggingsfondsen, die in het land van vestiging geen vennootschapsbelasting betalen. Als het beleggingsfonds fiscaal niet transparant is, kunnen de beleggers in het fonds de dividendbelasting niet verrekenen, omdat deze van het fonds is ingehouden. Voor zover buitenlandse aandeelhouders de dividendbelasting wel kunnen verrekenen ligt het belang bij de buitenlandse overheden, die door de afschaffing minder belasting hoeven terug te betalen.

Bronbelasting
De bronbelasting op dividenden moet voorkomen dat Nederland door de afschaffing van de dividendbelasting nog meer gaat fungeren als doorstroomland naar belastingparadijzen. De bronbelasting is alleen van toepassing tussen gelieerde lichamen. Daarvan is sprake als de ontvanger van het dividend direct of indirect de besluitvorming en daarmee de activiteiten van de uitkerende vennootschap bepaalt, zoals bij meer dan 50% van de statutaire stemrechten. Er is ook sprake van gelieerdheid als een derde een dergelijk belang heeft in het ontvangende en het uitkerende lichaam. Een belastingparadijs is een land waar de belasting naar de winst minder dan 7% bedraagt of dat op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staat. Het tarief van de bronbelasting is gelijk aan het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting en komt uit op 23,9% in 2020 en 22,25% met ingang van 2021.

Bestaande verdragen ter voorkoming van dubbele belasting kunnen tot gevolg hebben dat Nederland de bronbelasting niet kan heffen in situaties die daar aanleiding toe geven. Nederland zal de verdragspartners die op de EU-lijst staan benaderen om het verdrag aan te passen.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | BP2019 | 20-09-2018

Maatregelen autobelastingen

Fijnstoftoeslag
Per 1 januari 2019 zou er een fijnstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting worden ingevoerd voor dieselauto’s met een fijnstofuitstoot van meer dan 5 mg per km. De invoering wordt uitgesteld tot nader order omdat de noodzakelijke automatisering niet gereed is.

Afschaffen teruggaafregeling bpm voor taxi’s en openbaar vervoer
Het kabinet wil de bestaande teruggaafregeling in de bpm voor taxi’s en openbaar vervoer met ingang van 1 januari 2020 afschaffen. Voor aanspraken op teruggaaf die uiterlijk op 31 december 2019 zijn ontstaan blijft de teruggaafmogelijkheid nog drie jaar gelden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | BP2019 | 20-09-2018

Maatregelen Energiebelasting

Met ingang van 1 januari 2019 wordt het tarief in de eerste schijf in de energiebelasting voor aardgas verhoogd met 3 cent per m3. Voor de glastuinbouw wordt het tarief in de eerste schijf voor aardgas verhoogd met 0,482 cent per m3. Het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit wordt verlaagd met 0,72 cent per kWh.

De belastingvermindering in de energiebelasting gaat met € 51 omlaag van € 308,54 naar € 257,54 per aansluiting.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | BP2019 | 20-09-2018

Maatregelen inkomstenbelasting

Het Belastingplan bevat maatregelen in box 1 van de inkomstenbelasting die moeten bijdragen aan verbetering van de koopkracht en die het lonender moeten maken om (meer) te werken. Het gaat onder andere om:

  • stappen naar het invoeren van een tweeschijvenstelsel;
  • het verhogen van de maximale algemene heffingskorting;
  • het verhogen van de maximale arbeidskorting;
  • de versnelde afbouw van het aftrektarief waartegen aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aanmerking worden genomen;
  • de afbouw van het aftrektarief voor een aantal andere grondslagverminderende posten; en
  • het anders vormgeven van de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Tarieven box 1
De tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting wijzigen. Het tarief in de tweede en derde schijf gaat omlaag naar 38,1%. Voor mensen boven de AOW-leeftijd gaat het tarief in de tweede schijf naar 22,95%. Het tarief in de vierde schijf daalt naar 51,75%. De bovengrens van de derde schijf wordt niet verlengd, waardoor het tarief in de vierde schijf net als in 2018 geldt voor een inkomen boven € 68.507.

Heffingskortingen
De heffingskortingen worden eveneens veranderd. Het maximum van de algemene heffingskorting gaat van € 2.265 naar € 2.477 in 2019. Zodra het inkomen de tweede schijf heeft bereikt daalt de heffingskorting sneller dan nu, namelijk met 5,147%. De arbeidskorting gaat omhoog van maximaal € 3.249 naar maximaal € 3.399. Ook hier geldt dat de afbouw sneller gaat, namelijk met 6% vanaf een inkomen van € 34.060. Het hoge bedrag van de ouderenkorting gaat van € 1.418 naar € 1.596.

ZW-uitkering en arbeidskorting en IACK
Voorgesteld wordt om per 2020 de ZW-uitkering niet mee te laten tellen voor de hoogte van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Het voorstel geldt voor nieuwe uitkeringsgerechtigden die geen werk hebben.

Tariefmaatregel aftrekposten
Met ingang van 1 januari 2020 gaat het tarief waartegen aftrekbare kosten voor een eigen woning in aanmerking worden genomen versneld omlaag. Nu is dat 0,5% per jaar, maar dat gaat naar 3% per jaar. In 2023 geldt dan als aftrektarief het tarief van de eerste schijf (dan 37,05%). Dit geldt ook voor de volgende posten:

  • de ondernemersaftrek, bestaande uit de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek;
  • de MKB-winstvrijstelling, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst positief is;
  • de terbeschikkingstellingsvrijstelling, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden positief is;
  • de persoonsgebonden aftrek, bestaande uit onderhoudsverplichtingen, specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, uitgaven voor monumentenpanden, giften, persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en verliezen op beleggingen in durfkapitaal.

De opbrengst wordt gebruikt voor een verlaging van het eigenwoningforfait. Voor woningen met een eigenwoningwaarde van meer dan € 75.000 gaat het forfait in de jaren 2021 tot en met 2023 steeds met 0,05% omlaag.

Verlaging EIA
Naar aanleiding van de in 2018 uitgevoerde evaluatie van de energie-investeringsaftrek (EIA) wordt voorgesteld de aftrek te verlagen van 54,5 naar 45%.

Tarief box 2
In het regeerakkoord is een verhoging van het tarief van box 2 van 25 naar 28,5% aangekondigd. Omdat in verband met de afschaffing van de dividendbelasting de tarieven in de vennootschapsbelasting minder dalen dan was aangekondigd, wordt de verhoging van het tarief in box 2 beperkt tot 26,9% met ingang van 2021. Daarop vooruitlopend wordt het tarief met ingang van 2020 verhoogd naar 26,25%.

Verliesverrekening box 2
De voorwaartse verliesverrekening in box 2 wordt verkort van negen naar zes jaar.

Aankondiging rekening-courantmaatregel
Het kabinet kondigt een maatregel aan die het excessief lenen door een dga van zijn eigen bv tegengaat. Veel dga’s nemen grote bedragen op in rekening-courant met de bv. De Belastingdienst treedt hiertegen op door te stellen dat sprake is van een uitdeling van winst. Dat is voor de Belastingdienst bewerkelijk en tijdrovend. Daarom wil het kabinet de schulden boven een bedrag van € 500.000 aanmerken als inkomen uit aanmerkelijk belang. De aangekondigde maatregel moet op 1 januari 2022 in werking treden. Er komt een overgangsmaatregel voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen bv. Door de vroege aankondiging van de maatregel krijgen dga’s ruim drie jaar de tijd om hun schulden aan de bv te verlagen tot maximaal € 500.000. In 2019 kan dat nog door een dividenduitkering tegen het huidige box 2-tarief van 25% die wordt gebruikt voor de aflossing.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | BP2019, 2018-0000158869 | 20-09-2018