All posts by roos_dick

Toepassing loonkostenvoordeel na overgang onderneming

De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft een conclusie gewijd aan de gevolgen voor de toepassing van het loonkostenvoordeel bij de overgang van een onderneming.

Iemand met een WW-uitkering trad in dienst bij een eenmanszaak. Het UWV heeft een doelgroepverklaring afgegeven voor de toepassing van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer. De onderneming is ingebracht in een bv. Als gevolg van de overgang van de onderneming is de dienstbetrekking van rechtswege voortgezet bij de bv. De bv maakt aanspraak op het LKV voor de betreffende werkneemster. Het geschil betrof de vragen of voldaan is aan het uitkeringsvereiste en aan het geldigheidsvereiste. Aan het uitkeringsvereiste is voldaan als de werkneemster in de kalendermaand voorafgaand aan de dienstbetrekking recht had op een WW-uitkering. Het geldigheidsvereiste heeft betrekking op de aan de werkneemster verstrekte doelgroepverklaring.

Eerder in de procedure heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de bv recht heeft op het LKV. Het moment van indiensttreding bij de eenmanszaak geldt als de aanvang van de dienstbetrekking van de bv. Dat de doelgroepverklaring de eenmanszaak als werkgever vermeldt, doet niet af aan de geldigheid ervan.

De A-G is van mening dat bij de overgang van een onderneming het moment van indiensttreding bij de overdragende werkgever geldt als de aanvang van de dienstbetrekking. Dat betekent dat het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het uitkeringsvereiste. Verder is de A-G van mening dat er onvoldoende grond is voor de opvatting dat bij de overgang van een onderneming de doelgroepverklaring alleen geldig zou zijn voor de overdragende werkgever. Het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het geldigheidsvereiste.

Bron: Hoge Raad | Conclusie AG | ECLINLPHR2023341, 22/02470 | 23-03-2023

Dagloonberekening uitkering aanvullend geboorteverlof

De Wet arbeid en zorg (Wazo) bepaalt dat een werknemer, die aanvullend geboorteverlof opneemt, recht heeft op een uitkering van 70% van het dagloon. Het aanvullende geboorteverlof bedraagt maximaal vijf weken, gebaseerd op de arbeidsduur per week en moet worden opgenomen in de eerste zes maanden na de geboorte van het kind. Het dagloon wordt gesteld op 1/261 deel van het loon dat de werknemer in de referteperiode heeft verdiend. Voor de berekening van het dagloon telt alleen het loon uit de dienstbetrekking waaruit het recht op uitkering is ontstaan mee. De referteperiode is de periode van een jaar, die eindigt op de laatste dag van het tweede aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het recht op de uitkering is ontstaan.

De wetgever heeft voor de vaststelling van het dagloon bij het aanvullende geboorteverlof aangesloten bij de systematiek voor het geboorteverlof. De dagloonberekening valt nadelig uit voor een werknemer die in de referteperiode elf maanden parttime en één maand fulltime heeft gewerkt. Het recht op uitkering is ontstaan uit de dienstbetrekking bij deze werkgever. Bij de berekening van het dagloon is terecht geen rekening gehouden met het in de referteperiode genoten loon bij andere werkgevers.

Bron: Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB2023619, 21 3955 WARZO | 28-03-2023

Kamervragen aanmaning aflossing belastingschulden

Voor het aflossen van tijdens de coronacrisis ontstane belastingschulden is een specifieke betalingsregeling getroffen voor ondernemers. De opgebouwde schulden moeten in maximaal 60 maanden worden afgelost. De betalingsregeling kan vervallen als een ondernemer niet voldoet aan zijn maandelijkse betalingsverplichting. Ondernemers moeten na 1 oktober 2022 ontstane belastingverplichtingen nakomen om gebruik te kunnen blijven maken van de betalingsregeling.

Ongeveer 80.000 ondernemers hebben een aanmaning tot betaling van de Belastingdienst ontvangen. De aanmaning betreft een achterstand in de betaling van belastingschulden die onder de betalingsregeling voor coronaschulden vallen of in het voldoen van na 1 oktober 2022 ontstane belastingverplichtingen. Over deze brieven zijn Kamervragen gesteld.

Veel ondernemers blijken er niet van op de hoogte te zijn dat aan na 1 oktober 2022 opgekomen verplichtingen voldaan moet worden.

Alle ondernemers met een coronabetalingsregeling hebben een overzicht ontvangen van hun totale belastingschuld. Het overzicht geeft geen inzicht in het bedrag van de betalingsachterstand. Gedurende de looptijd van de betalingsregeling ontvangen ondernemers eens per drie maanden een dergelijk overzicht.

Vervolgens ontvangen ondernemers een overzicht van de bedragen die zij vanaf 1 september 2022 betaald hebben. Daarin wordt aangegeven op welke aanslagen de betalingen zijn afgeboekt. Betalingen, die de ondernemer na de peildatum van het overzicht heeft gedaan, moeten uit de eigen administratie volgen.

Ondernemers, die volgens de Belastingdienst betalingsachterstanden hebben, worden aangespoord om binnen 14 dagen hun betalingsachterstand in te lopen of een verzoek te doen voor versoepeling van de betalingsregeling. Doet een ondernemer niets naar aanleiding van deze aanmaning, dan zal de betalingsregeling worden ingetrokken. Volgens de staatssecretaris zullen de eerste intrekkingsbeschikkingen eind mei 2023 worden verstuurd.

Het is niet duidelijk hoeveel ondernemers niet kunnen voldoen aan de voorwaarden van de betalingsregeling. De staatssecretaris merkt op dat het niet mogelijk en niet wenselijk is om ondernemers die niet voldoen aan hun betalingsverplichtingen te blijven ondersteunen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000090847 | 10-04-2023

Vergrijpboete voor niet vermelden inkomen in box 3

De Belastingdienst heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen opgelegd aan een buitenlands belastingplichtige. De navorderingsaanslag betrof het niet in de opgaaf wereldinkomen vermelde inkomen uit sparen en beleggen. Dat inkomen betrof een in Nederland gelegen onroerende zaak. Tegelijk met de navorderingsaanslag heeft de Belastingdienst een vergrijpboete opgelegd.

In hoger beroep voor Hof Amsterdam was in geschil of de vergrijpboete terecht is opgelegd. Het geschil betrof de vraag of de inspecteur de belanghebbende terecht grove schuld verwijt. Volgens het hof heeft de belanghebbende de Belastingdienst informatie onthouden waarom in de opgaaf wereldinkomen is verzocht. Deze informatie zou tot belastingheffing hebben geleid als deze zou zijn gegeven. Het formulier vermeldt uitdrukkelijk: “Let op! Vermeld het totaal van uw Nederlandse en niet-Nederlandse inkomen”. De inspecteur heeft volgens het hof overtuigend aangetoond dat de belanghebbende nalatig is geweest bij het nakomen van zijn verplichtingen. De boete is terecht opgelegd. De hoogte van de boete is volgens het hof in overeenstemming met het verwijt dat de belanghebbende wordt gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om de boete te matigen.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS2023811, 22/00414 | 03-04-2023

Tijdelijke subsidieregeling ontwikkeladvies STAP 2023

De minister van SZW heeft de Tijdelijke subsidieregeling ontwikkeladvies STAP 2023 ter kennisneming voorgelegd aan de Tweede Kamer. Op basis van deze regeling kan subsidie worden gegeven voor het verstrekken van gratis ontwikkeladviezen aan praktisch opgeleiden. Dat zijn mensen die maximaal op mbo-2-niveau zijn geschoold. De regeling is een voortzetting van de in 2022 geldende en inmiddels vervallen subsidieregeling. De voortzetting geschiedt onder hoofdzakelijk dezelfde voorwaarden en voor overwegend dezelfde activiteiten.

Het ontwikkeladvies STAP hoeft niet gericht te zijn op scholing en kan andere loopbaanstappen omvatten dan het volgen van scholing. Het ontwikkeladvies wordt gegeven door onafhankelijke en professionele loopbaanadviseurs. Het ontwikkeladviestraject moet de deelnemer bewust maken van het belang en de noodzaak van ontwikkeling en inzicht bieden in zijn arbeidsmarktpositie. De loopbaanadviseur, werkgever of opdrachtgever kan per afgerond ontwikkeladviestraject subsidie aanvragen. Het subsidiebedrag per afgerond ontwikkeladviestraject bedraagt € 700 inclusief btw.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2023-0000080464 | 05-04-2023

Beantwoording Kamervragen arbeidskorting

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over de effecten van de arbeidskorting beantwoord.

De arbeidskorting in de loon- en inkomstenbelasting moet mensen stimuleren om (meer) te werken. De regeling van de arbeidskorting is ingewikkeld en kent drie verschillende opbouwtrajecten bij een arbeidsinkomen tussen € 0 en € 37.691. Boven een inkomen van € 37.691 wordt de arbeidskorting verlaagd met 6,51% van het meerdere arbeidsinkomen. Deze afbouw zorgt voor een hogere marginale belastingdruk, die hoger kan zijn dan het toptarief van 49,5%. Bij een arbeidsinkomen van ruim € 115.000 is de arbeidskorting nihil. Volgens het Centraal Planbureau zou het niet afbouwen van de arbeidskorting tot een beperkte toename van het arbeidsaanbod leiden. Het niet afbouwen van de arbeidskorting kost € 6,8 miljard.

Een van de vragen heeft betrekking op het afschaffen van bestaande heffingskortingen en deze vervangen door een belastingvrije voet. Een belastingvrije voet is voordelig voor belastingplichtigen met een hoog inkomen. Een belastingvrije voet maakt het belastingstelsel transparanter en eenvoudiger. Volgens de staatssecretaris van Financiën is het omzetten van het huidige stelsel naar een stelsel met een belastingvrije voet echter complexer dan het lijkt. Zo gelden voor de heffingskortingen verschillende inkomensbegrippen. De algemene heffingskorting hangt af van het inkomen uit werk en woning. De arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting hangen af van het arbeidsinkomen. De ouderenkorting hangt af van het verzamelinkomen.

Een alternatief kan zijn het omzetten van de heffingskortingen naar de tarieven. Volgens de staatssecretaris leidt dat tot inkomenseffecten. Die inkomenseffecten kunnen fors zijn voor bepaalde groepen, afhankelijk van de heffingskortingen waar zij recht op hebben.

Het invoeren van een belastingvrije voet in combinatie met het afschaffen van heffingskortingen is volgens de staatssecretaris een mogelijkheid die onderzocht kan worden om het stelsel te vereenvoudigen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000078745 | 04-04-2023

Pacht vereist persoonlijk gebruik door pachter

Op de pachter rust de verplichting om het gepachte persoonlijk te gebruiken. Op zich mag de pachter anderen inschakelen bij de exploitatie, maar hij dient wel de dagelijkse leiding te behouden. Wanneer de pachter hierin tekortschiet, is dit een grond voor de verpachter om de pachtovereenkomst te ontbinden. Als de pachter zijn werkzaamheden in het agrarische bedrijf afbouwt en in toenemende mate overlaat aan de opvolger, is het raadzaam om tijdig te verzoeken om indeplaatsstelling of medepacht. Een rechter zal een dergelijk verzoek in ieder geval afwijzen als de voorgestelde pachter onvoldoende waarborgen biedt voor een behoorlijke bedrijfsvoering. De voorgestelde pachter dient voldoende theoretische en praktische scholing te hebben genoten. De vraag of aan dit vereiste is voldaan is mede afhankelijk van het soort agrarisch bedrijf.

Wanneer de pachter een samenwerking aangaat (bijvoorbeeld inbreng in een maatschap of vennootschap), zal de pachter de zeggenschap over de grond contractueel moeten voorbehouden. Daarnaast zal er nog steeds sprake moeten zijn van persoonlijk gebruik van de pachter. Let ook op bij het onderverpachten van grond, bijvoorbeeld in het kader van de vruchtwisseling. Zonder toestemming van de verpachter kan dit voor de verpachter een reden zijn om de pachtovereenkomst op te zeggen, omdat er geen sprake is van persoonlijk gebruik.

Bron: Overig | publicatie | 11-04-2023

Tegemoetkoming hoge energieprijzen blokaansluiting

De regeling van het prijsplafond voor energiekosten werkt niet goed voor blokaansluitingen. Dat zijn collectieve aansluitingen op het gas-, warmte- of elektriciteitsnet. Voor deze groep huishoudens is de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen uitgewerkt. Deze regeling geldt zowel voor zelfstandige als onzelfstandige wooneenheden.

De tegemoetkoming voor het eerste half jaar bedraagt voor:

  • zelfstandige wooneenheden met blokgas of blokwarmte € 786,45;
  • zelfstandige wooneenheden met blokelektriciteit € 731,13;
  • onzelfstandige wooneenheden met blokgas of blokwarmte € 329,28; en
  • onzelfstandige wooneenheden met blokelektriciteit € 307,63.

Bij huishoudens met zowel blokverwarming als blokelektriciteit worden de twee bedragen bij elkaar opgeteld. Huishoudens met blokelektriciteit worden met een extra tegemoetkoming van € 380 voor zelfstandige en € 160 voor onzelfstandige wooneenheden gecompenseerd voor de gemiste tegemoetkoming energiekosten over november en december 2022.  

De regeling wordt in april in de Staatscourant geplaatst. Naar verwachting kunnen aanvragen vanaf 25 april worden ingediend.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 30-03-2023

Bezorgers in dienstbetrekking

Volgens het Burgerlijk Wetboek is sprake van een arbeidsovereenkomst als de ene partij zich verbindt om in dienst van de andere partij tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Om vast te stellen of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, moet aan de hand van de Haviltexmaatstaf worden beoordeeld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Als deze rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt. De intentie van partijen is voor deze kwalificatie niet van belang.

Omstandigheden als de aard en duur van de werkzaamheden en de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald kunnen een rol spelen in de beoordeling. Dat geldt ook voor het al dan niet bestaan van een verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren, de wijze waarop de beloning wordt bepaald en of degene, die de werkzaamheden verricht, daarbij commercieel risico loopt.

Ook kan van belang zijn of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt.

Hof Amsterdam heeft enige tijd geleden geoordeeld dat bezorgers van Deliveroo werken op basis van een arbeidsovereenkomst. De overeenkomst was aangeduid als overeenkomst van opdracht. Deliveroo was het met dit oordeel niet eens en tekende beroep in cassatie aan. Deliveroo wees op de vrijheid van bezorgers om opdrachten niet aan te nemen of zich te laten vervangen bij het uitvoeren van werkzaamheden.

Volgens de Hoge Raad sluit de vrijheid om opdrachten al dan niet te aanvaarden op zichzelf het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet uit. Of ondanks deze vrijheid is voldaan aan de vereisten voor een arbeidsovereenkomst hangt af van de verdere omstandigheden van het geval. In het bijzonder is van belang wat geldt indien een betrokkene wel verschijnt en een opdracht aanvaardt. Ook de frequentie waarmee en de duur waarvoor dat doorgaans geschiedt zijn van belang.

De vrijheid om zich te laten vervangen is ook niet onverenigbaar met het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Deze moet worden bezien in het licht van alle omstandigheden van het geval. Aan de hand van de omstandigheden heeft het hof vastgesteld dat bezorgers in het algemeen geen aanleiding zullen zien hun werk anders dan incidenteel door een ander te laten verrichten. De daadwerkelijke betekenis van de vervangingsclausule is voor de bezorgers gering.

Het oordeel van het hof dat sprake is van arbeidsovereenkomsten geeft geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en is voldoende gemotiveerd.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2023443, 21/02090 | 23-03-2023

Standpunten kennisgroepen Belastingdienst openbaar

De Belastingdienst heeft 26 kennisgroepen, die op hun eigen beleidsterrein rechtsvragen en andere vraagstukken behandelen. Met ingang van 30 maart 2023 maken alle kennisgroepen van de Belastingdienst hun standpunten openbaar. De vragen en antwoorden vanaf 2022 zijn op de website kennisgroepen.belastingdienst.nl te raadplegen. Door de publicatie wordt duidelijk hoe de Belastingdienst denkt over de fiscale vragen die aan de kennisgroepen zijn voorgelegd. De publicatie moet bijdragen aan meer transparantie in de uitvoering.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 29-03-2023